Doorwerking

De omgevingsvisie vertelt de hoofdzaken van het beleid en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving op de lange termijn. Tegelijkertijd biedt de omgevingsvisie het kader voor het koesteren en versterken van de kernwaarden. De omgevingsvisie draagt hiermee bij aan het vinden van de balans tussen het benutten en beschermen van de leefomgeving.

De hoofdambities worden in beperkte mate uitgewerkt in de omgevingsvisie. De verdere uitwerking vindt vooral plaats in de omgevingsprogramma’s en het omgevingsplan. Het omgevingsprogramma is meer gericht op de uitvoering en heeft daarom ook een kortere termijn dan de omgevingsvisie. Een gemeente mag zelf bepalen hoeveel programma’s ze opstelt. Enkele programma’s, zoals een programma voor volkshuisvesting en de warmtetransitie, zijn verplicht, maar wél vormvrij. Dit betekent dat een gemeente zelf beslist hoe ze het programma invult en met welke andere thema’s ze het eventueel combineert. Als er in een programma ‘nieuw’ beleid ten opzichte de omgevingsvisie wordt opgesteld, dan hoeft de visie niet noodzakelijk direct te worden aangepast. De twee ‘instrumenten’ kennen namelijk geen juridische verbinding. Het is echter wel verstandig om alle instrumenten zoveel mogelijk op elkaar aan te laten sluiten, zodat je een duidelijk pad hebt van ambitie naar concrete uitvoering en juridische verankering.

De juridische verankering vindt plaats in het omgevingsplan. Elke gemeente stelt één omgevingsplan op. Dat is nieuw ten opzichte van de oude, Wro-wetgeving, waarin gemeenten een onbeperkte hoeveelheid bestemmingsplannen kon opstellen. Eén omgevingsplan moet zorgen voor meer duidelijkheid en overzicht, en dus meer gemak voor de burger en de ondernemer.  

Monitoring en actualisering

De omgevingsvisie zal na vaststelling een leidend document worden en een kader bieden voor toekomstige ontwikkelingen. Dit heeft als gevolg dat goed gemonitord moet worden of de beoogde ontwikkeling van de gemeente nog wel binnen het kader van de omgevingsvisie mogelijk wordt gemaakt. Wanneer uit monitoring blijkt dat of het behalen van bepaalde beleidsdoelen in het geding komt of dat de omgevingsvisie onvoldoende kader biedt voor nieuwe (nog onvoorziene) ontwikkelingen, dan kan een actualisatie van de omgevingsvisie nodig zijn.

De omgevingsvisie is gericht op de lange termijn, met een stip op de horizon in 2040. Doordat de omgevingsvisie voornamelijk op hoofdlijnen een toekomstvisie schetst, zal het niet snel verouderen. Wel is het mogelijk dat monitoring of nieuwe ontwikkelingen vragen om aanpassing, oftewel actualisatie van de visie. Bij vaststelling van de omgevingsvisie wordt bepaald of de omgevingsvisie periodiek of incidenteel wordt aangepast.